onrust

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·rust
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van rust met het voorvoegsel on-
enkelvoud meervoud
naamwoord onrust onrusten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

onrust v/m

  1. het verstoord zijn van de maatschappelijke of sociale orde, verstoord zijn van de rust in een bepaalde groep mensen
    • Een aantal incidenten zorgde voor onrust in de wijk. 
    • In de partij is onrust ontstaan over het voorstel. 
  1. het niet kalm of rustig zijn van het gemoed van iemand, het opgewonden zijn
    • Hij had al een tijdje een vreemde, nog nooit eerder beleefde onrust in zijn hart gevoeld. [1] 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
  • arbeidsonrust
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onrust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.