onbevoegd
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·voegd
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbevoegd | onbevoegder | onbevoegdst |
verbogen | onbevoegde | onbevoegdere | onbevoegdste |
partitief | onbevoegds | onbevoegders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbevoegd
- zonder bevoegdheid ofwel toestemming
- Ik heb geenen grond gevonden waarop zoodanige bevoegdheid van het openbaar ministerie zou rusten en acht het dus tot zoodanig oordeel onbevoegd. [1]
- (juridisch) zonder certificaat/beëdiging e.d.
- Onbevoegd lesgeven.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onbevoegd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onbevoegd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Oudeman, A.; G. Diephuis (1848). Opmerkingen en mededeelingen betreffende het nederlandsch regt, deel 4, p. 275. Uitg.: Wolters.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.