onbeladen
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·la·den
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbeladen | onbeladener | onbeladenst |
verbogen | onbeladenste | ||
partitief | onbeladens | onbeladeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbeladen [1]
- zonder last of lading
- Vrachtwagenchauffeurs die ondanks alle waarschuwingen tóch onbeladen met hun truck de weg opgaan, solliciteren ernaar om met hun wagen van de weg te worden geblazen. Ondanks herhaalde waarschuwingen zijn er nog honderden rijders die toch het risico nemen.[2]
- Op zaterdag 25 april wordt de eerste nieuwe authentieke zomp gedoopt, 12 meter lang, 2,70 meter breed en met een onbeladen diepgang van 25 centimeter. De boot biedt ruimte aan maximaal 25 passagiers.[3]
Gangbaarheid
- Het woord onbeladen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onbeladen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf GIJSBERT TERMAAT 18 jan. 2018
- de Telegraaf 25 apr. 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.