olijkheid
Nederlands
Woordafbreking
- olijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olijkheid | olijkheden |
verkleinwoord | olijkheidje | olijkheidjes |
Zelfstandig naamwoord
olijkheid v [1]
- het grappige, onschuldige plezier
- Wie het eerst lacht, moet mogelijk op de blaren zitten, maar vooralsnog kijk ik de kredietcrisis met grote olijkheid aan. [2]
- Veel belangrijker is het psychologische spel dat in Elle de toon zet. Michelle verwerkt alle tegenslagen met een soort olijkheid die af en toe heel geestig is. [3]
Gangbaarheid
- Het woord olijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'olijkheid' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 30-09-08 Bankzaken
- Tubantia Ab Zagt 10-01-17 Verhoeven bewijst grote klasse met vermakelijke Elle
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.