officier
Nederlands
Woordafbreking
- of·fi·cier
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rang bij de marine’ voor het eerst aangetroffen in 1685 [1]
- afgeleid van het Latijnse officium (ambt) met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | officier | officieren officiers |
verkleinwoord | officiertje | officiertjes |
Zelfstandig naamwoord
officier m
- (militair) (beroep) iemand die een rang (in het leger) bekleedt die hem of haar het bevel over een zeker aantal ondergeschikten geeft
- Omdat ze een vrij klassiek beeld had van de oorlog was ze er snel van overtuigd dat Albert 'met zijn intelligentie' na korte tijd zou uitblinken, promotie zou maken en ze zag hem al in de voorste linie in de aanval gaan. Ze stelde zich voor dat hij een heldendaad verrichtte, meteen officier werd, kapitein, commandant of meer nog, generaal, die dingen gebeuren tijdens de oorlog. [3]
- (juridisch) ambtenaar in een bepaalde functie (-> officier van justitie)
- (scheepvaart) stuurman of machinist
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. iemand die een rang in het leger bekleedt die hem of haar het bevel over een zeker aantal ondergeschikten geeft
Gangbaarheid
- Het woord officier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'officier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "officier" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- officier op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.