objectiviteit
Nederlands
Woordafbreking
- ob·jec·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van objectief met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse objectivité (met het achtervoegsel -iteit) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | objectiviteit | objectiviteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
objectiviteit v
- op feiten gericht en gebaseerd
- De journalist probeerde de objectiviteit niet te verliezen toen hij verslag deed van de aanval op zijn stad.
- Een rechter die op de een of andere manier bij de zaak is betrokken mag niet rechtspreken in die zaak, omdat dan zijn objectiviteit in twijfel getrokken kan worden.
Gangbaarheid
- Het woord objectiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'objectiviteit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.