onpersoonlijk
Nederlands
Woordafbreking
- on·per·soon·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van persoonlijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onpersoonlijk | onpersoonlijker | onpersoonlijkst |
verbogen | onpersoonlijke | onpersoonlijkere | onpersoonlijkste |
partitief | onpersoonlijks | onpersoonlijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onpersoonlijk
- niet persoonlijk; niet benaderd wordende als een individu maar als één van een groep
- Iemand een noreply e-mail sturen is nog onpersoonlijker dan het sturen van een e-mail al is.
- Tijdens een ramp met veel slachtoffers moet je rekening houden met een onpersoonlijke zorg.
Gangbaarheid
- Het woord onpersoonlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onpersoonlijk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.