nodeloos
Nederlands
Woordafbreking
- no·de·loos
Bijwoord
nodeloos
- zonder noodzaak
- De breedsprakige man sprak nodeloos ingewikkeld.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nodeloos | nodelozer | nodeloost |
verbogen | nodeloze | nodelozere | nodelooste |
partitief | nodeloos | nodelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nodeloos
- zonder noodzaak
- Deze man wist weer eens allerlei nodeloze bezwaren te verzinnen terwijl het kan allemaal veel makkelijker en eenvoudiger zou kunnen.
- Als je alle nodeloze franje van dit apparaat afhaalt krijg je een machine met maar één knop.
Gangbaarheid
- Het woord nodeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nodeloos' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.