nimbus
Nederlands
Woordafbreking
- nim·bus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘regenwolk’ voor het eerst aangetroffen in 1861 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nimbus | nimbussen |
verkleinwoord | nimbusje | nimbusjes |
Zelfstandig naamwoord
nimbus m [3]
- een ring van licht om het hoofd, een aureool, heiligenkrans, stralenkrans, halo
- (natuurkunde) een optisch verschijnsel in de atmosfeer dat kan optreden wanneer er zich bepaalde atmosferische condities voordoen (met name een ijle nevel van ijskristallen)
- (meteorologie) zware wolk
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nimbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nimbus' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.