netheid
Nederlands
Woordafbreking
- net·heid
Zelfstandig naamwoord
netheid v [1]
- keurig zijn van iets vooral in kleding, voorkomen, manier van werken, huishouding
- De hoofdpersoon van de film, Ove, belichaamt beide kanten van de medaille: hij is eenzaam, zelfs levensmoe, maar tegelijkertijd hecht hij enorm aan netheid, orde en het naleven van de regels. Een man die Ove heet is een tragikomedie met precies de juiste verhoudingen tussen ernst, sentiment en grappen, heel fijne oneliners („Het lot is de optelsom van onze stommiteiten”) en meesterlijke situaties. [2]
Synoniemen
- fatsoenlijkheid, ordelijkheid, reinheid, zindelijkheid, proper, opgeruimd
Gangbaarheid
- Het woord netheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'netheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.