nabespreking
Nederlands
Woordafbreking
- na·be·spre·king
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na en bespreking
- Naamwoord van handeling van nabespreken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nabespreking | nabesprekingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
nabespreking v
- het praten en discussiëren over iets dat geëindigd is
- Bij de nabespreking kwam ook kritiek, vertelt Dchar. „Iemand vroeg waarom er geen verhaallijn inzit over een Marokkaan die het slechte pad opgaat. Eh, hoezo? Ik was stupéfait. Ja, want nu zitten er twee aardige Marokkanen in, en een PVV’er. En dat klopt natuurlijk niet, dat geeft geen eerlijk beeld. Zo hardnekkig is de negatieve beeldvorming over Marokkanen. Dat maakt mij soms razend.”[1]
Gangbaarheid
- Het woord nabespreking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nabespreking' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Herien Wensink 10 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.