naarheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • naar·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van naar met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord naarheid naarheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

naarheid v [1]

  1. iets vervelends
    • Ach, hoe gelukkig zijn zij die zo rein van hart zijn. O, wat is een vuil hart een modderpoel van schrik en naarheid, een spelonk van akelige duisternis en verschrikking. Een natuurlijk mens ziet dat niet. Toen u echter aan uzelf werd ontdekt, kwam het u dan zo niet voor? Was er toen nog iets gruwzamer dan uw boze hart? [2] 
    • Zwaarheid en naarheid brengen een mens niet dichter bij God en Christus. Het is een klagen zonder inhoud, zonder verbrokenheid en zonder het inzicht dat we ook persoonlijk geoordeeld zullen worden. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'naarheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 25-08-2006 Aanbiddelijk
  3. Reformatorisch Dagblad 01-06-2012 Jezus het jawoord geven
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.