mooiprater
Nederlands
Woordafbreking
- mooi·pra·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mooi bn en prater zn
- Naamwoord van handeling van mooipraten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mooiprater | mooipraters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
mooiprater m [1]
- iemand die uit eigenbelang, met vriendelijke praatjes, zaken mooier en beter voorstelt dan ze in werkelijkheid zijn
- Het is schering en inslag: keurig geklede personen die met een mooi verhaal geld aan vooral bejaarde vrouwen ontfutselen. In Hengelo was het drie keer achter elkaar raak en werden vrouwen van 85, 82 en 79 jaar slachtoffer van een mooiprater. [2]
- Er werden foto’s uit de oude doos getoond en beelden van het huwelijk van Elisabeth en Stijn Saelens in een kasteel in Frankrijk. ‘Stijn kon het goed uitleggen. Een mooiprater. Hij had geen respect voor mensen’, zegt Van Poucke. ‘Toch bleef André hem beschouwen als zijn zoon.’ [3]
- Een opgewonden Turkse schreeuwlelijk die hier landjepik probeert te spelen en onze eigen Polderlandse mooipraters die woensdag zoveel mogelijk blauwe stoeltjes willen veroveren op het Binnenhof. [4]
Synoniemen
- strooplikker, flikflooier, flemer, praatjesmaker, fraseur, slijmbal
Verwante begrippen
- mooipraterij
Gangbaarheid
- Het woord mooiprater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mooiprater' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Loes Schutte 04-08-11 Mooipraters kloppen geld uit de zak
- De Standaard 27/02/2018 door cel ‘Documentaire’ over dokter Gyselbrecht in rechtszaal
- De Telegraaf 14 mrt. 2017 Tand des tijds
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.