monotheïsme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·no·the·is·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geloof in één god’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • afgeleid van het Griekse θεος 'theos' (god) met het voorvoegsel mono- en met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord monotheïsme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

monotheïsme o [3]

  1. (religie) geloof aan één god in plaats van vele goden
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord monotheïsme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.