mismaakt

Nederlands

mismaakt kind met een spina bifida
Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·maakt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen mismaaktmismaaktermismaaktst
verbogen mismaaktemismaakteremismaaktste
partitief mismaaktsmismaakters-

Bijvoeglijk naamwoord

mismaakt [1]

  1. (medisch) van een persoon dat hij of zij vanaf de geboorte een duidelijk zichtbare afwijking heeft
    • Maar het virus heeft hier tot nu toe geen epidemische vormen aangenomen: er zijn 43 lokale besmettingen bekend. Van de drieduizend mensen die zika meenamen uit het buitenland, kregen achttien vrouwen een kind met zikagerelateerde afwijkingen. Slechts over één daarvan, de normaal ogende dochter van een Venezolaans stel, is in de media verschenen. Hier circuleren geen dramatische beelden van mismaakte kinderen zoals in Brazilië. [2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • mismaaktheid
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
mismaken

mismaakt

  1. voltooid deelwoord van mismaken

Gangbaarheid

  • Het woord mismaakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Emilie van Outeren 21 september 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.