mergelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mer·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mergelen
mergelde
gemergeld
zwak -d volledig

Werkwoord

mergelen [2]

  1. overgankelijk (landbouw) met mergel bemesten
  2. uitputten, folteren [3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • mergelachtig, mergeldelver, mergelgroeve, mergelgrot, mergelkalk, mergelsteen, mergelwinning
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mergelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.