memorie
Nederlands
Woordafbreking
- me·mo·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geheugen’ voor het eerst aangetroffen in 1290 [1]
- Ontleend aan het Oudfrans memorie.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | memorie | memories |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- herinnering
- verhandeling over een bepaald onderwerp
- conclusie geschreven door een advocaat bij de hoogste rechtsprekende instantie (Hof van Cassatie of Hoge Raad)
Verwante begrippen
Hyponiemen
- contramemorie
- memorie van antwoord
- memorie van wederantwoord
- memorieel
Afgeleide begrippen
- memorietafel
Gangbaarheid
- Het woord memorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'memorie' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "memorie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- memorie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.