matroos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·troos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewoon schepeling’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
  • Afkomstig van het Nederlandse matte (slaapplaats) en (ge)noot, dus iemand met wie men de slaapplaats deelt.
enkelvoud meervoud
naamwoord matroos matrozen
verkleinwoord matroosje matroosjes

Zelfstandig naamwoord

matroos m

  1. (beroep), (scheepvaart) een zeeman van de laagste rang
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord matroos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.