marineschip
Nederlands
![](../I/m/Marineschip_Hare_Majesteit_de_Rotterdam_(6111200649).jpg)
Marineschip Hare Majesteit de Rotterdam
Woordafbreking
- ma·ri·ne·schip
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van marine zn en schip zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marineschip | marineschepen |
verkleinwoord | marinescheepje | marinescheepjes |
Zelfstandig naamwoord
marineschip o
- (marine) een schip dat deel uitmaakt van de marine en gebruikt kan worden in een oorlog
- Het marineschip Zr. Ms. Van Speijk heeft in de Cariben een snelle boot met ongeveer 500 kilo cocaïne onderschept. Dat meldde Peter Jan de Vin, de commandant van de marine in het Caribisch gebied, vanochtend op Twitter.[1]
- Grootste Nederlandse marineschip volgeladen met hulpgoederen naar Sint Maarten.[2]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord marineschip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'marineschip' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 23-DECEMBER-2017
- Volkskrant Remco Meijer 13 september 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.