manoeuvreren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·noeu·vre·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse manoeuvrer of manœuvrer (met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
manoeuvreren
manoeuvreerde
gemanoeuvreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

manoeuvreren [3]

  1. overgankelijk besturen, laten bewegen, manipuleren
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord manoeuvreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.