manoeuvre
Nederlands
Woordafbreking
- ma·noeu·vre
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handgreep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manoeuvre | manoeuvres |
verkleinwoord | manoeuvretje | manoeuvretjes |
Zelfstandig naamwoord
manoeuvre v/m
- Handeling waarmee men de voortgang van een voertuig verandert, zoals bijvoorbeeld een parkeermanoeuvre.
Afgeleide begrippen
- remmanoeuvre, herfstmanoeuvre, inhaalmanoeuvre, schijnmanoeuvre, uitwijkmanoeuvre, afleidingsmanoeuvre, verkiezingsmanoeuvre
Gangbaarheid
- Het woord manoeuvre staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'manoeuvre' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.