mandekking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·dek·king
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van man en naamwoord van handeling dekken
enkelvoud meervoud
naamwoord mandekking mandekkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

mandekking v [1]

  1. (sport) tactiek waarbij één bepaalde speler de opdracht heeft één andere speler van de tegenpartij te bewaken zodat deze laatste niet meer aanspeelbaar is
    • Zulte Waregem zette er weinig tegenover en was vooral bezig met de organisatie op het middenveld. Dat leverde slechts één schot op doel op voor de thuisploeg, een gefrustreerde Mbaye Leye viel even uit zijn rol en trapte na richting Simons nadat die op mandekking speelde. De aanvoerder van Zulte Waregem raakte Simons niet, maar mocht toch van geluk spreken dat hij geen kaart kreeg voor deze actie. [2] 
    • Janmaat paste strakke mandekking toe bij een hoekschop van Norwich City. Aanvaller Steven Naismith kwam daardoor op ondeugende ideeën en greep Janmaat naar zijn scrotum. [3] 
Antoniemen
  • zonedekking
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mandekking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 29/10/2016 door jtp
  3. Tubantia 10-01-2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.