makelij
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: makelij (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌmakəˈlɛɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌmakəˈlɛː/
- (Limburg): /ˌmakəˈlɛɪ̯/
Woordafbreking
- ma·ke·lij
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘constructie’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
- Naamwoord van handeling van makelen met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | makelij | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
makelij v [3]
- het merk of de soort van een product door een fabriek gemaakt
- Hij rijdt met een auto van Duitse makelij.
Gangbaarheid
- Het woord makelij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'makelij' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.