majoraat
Nederlands
Woordafbreking
- ma·jo·raat
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van majeur met het achtervoegsel -aat
- Naamwoord van handeling van majoreren met het achtervoegsel -aat [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | majoraat | majoraten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
majoraat o
- Erfverdeling waarbij het te erven goed (zoals de titel "koning") in zijn geheel ('onverdeeld') overgaat op de oudste zoon.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord majoraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'majoraat' herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.