magnetron

1. toestel waarin voedsel in zeer korte tijd warm kan worden gemaakt
2. speciaal type elektronenbuis (doorsnede)

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  magnetron    (hulp, bestand) (mag-nee-tron?)
  • IPA: /mɑxneˈtrɔn/
    • (Noord-Nederland): /ˈmɑχ.nə.trɔn/, /ˈmɑχ.ne.trɔn/
    • (Limburg): /ˈmɑɣ.nə.trɔn/
Woordafbreking
  • mag·ne·tron
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oven waarin voedsel door elektromagnetische golven verhit wordt’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • afgeleid van magneet met het achtervoegsel -tron [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord magnetron magnetrons
verkleinwoord magnetronnetje magnetronnetjes

Zelfstandig naamwoord

magnetron

  1. (huishouden) m toestel waarin met zeer korte en gerichte elektromagnetische golven voedsel in zeer korte tijd warm kan worden gemaakt
    • De maaltijd moet drie minuten in de magnetron. 
  1. (elektrotechniek) o[3] speciaal type elektronenbuis, dat onder andere in bovenstaande oven gebruikt wordt
Synoniemen
Hyponiemen
  • combimagnetron
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord magnetron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "magnetron" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  2. magnetron op website: Etymologiebank.nl
  3. Boon, C.A. den & R. Hendrickx (red.) Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal (driedelig) 15e druk (2015) Van Dale Uitgevers Utrecht/Antwerpen; ISBN 9789460772221; p. 2305; ook op website: vandale.nl geraadpleegd 2017-11-01
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.