lunch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lunch    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɵnsʲ/, /lɵnʃ/
Woordafbreking
  • lunch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘maaltijd rond middaguur’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • Leenwoord uit het Engels. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lunch lunchen
lunches
verkleinwoord lunchje lunchjes

Zelfstandig naamwoord

lunch m

  1. een maaltijd rond de middag
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lunchen

lunch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lunchen
    • Ik lunch. 
  2. gebiedende wijs van lunchen
    • Lunch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lunchen
    • Lunch je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lunch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /lʌntʃ/
enkelvoud meervoud
lunch lunches

Zelfstandig naamwoord

lunch

  1. lunch, middagmaal


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • lunch

Zelfstandig naamwoord

lunch g

  1. middageten, lunch
  1. «Vad skall vi ha till lunch idag?»
    Wat zullen we vandaag eten met de lunch?
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lunch     lunchen     luncher     luncherna  
genitief   lunchs     lunchens     lunchers     lunchernas  
Afgeleide begrippen
  • lunchtid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.