beloven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beloven    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈlovə(n)/
Woordafbreking
  • be·lo·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘toezeggen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van loven met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beloven
beloofde
beloofd
zwak -d volledig

Werkwoord

beloven

  1. overgankelijk toezeggen dat iets gedaan zal worden
    • De man beloofde het meisje van alles, maar kwam geen van zijn beloftes na. 
  1. dat belooft wat: nu dit gebeurd is gaat er nog veel meer gebeuren
    • Het eerste weekend al 1000 bezoekers! Dat belooft wat! 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

veel beloven en weinig geven doet de gekken in vreugde leven [3]

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beloven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.