loer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  loer    (hulp, bestand)
  • IPA: /lur/
Woordafbreking
  • loer
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord o] verkorting van loeder [1][2]
  • [zelfstandig naamwoord m/v 1] vergelijk Frans lourd [3][4]
  • [zelfstandig naamwoord m/v 2] van Middelnederlands lore of mogelijk verkorting van loeder, zie ook Duits Lauer m dat verwant is aan betekenis 3 [5][6][4]
  • [zelfstandig naamwoord m/v 3] naamwoord van handeling loeren [7][8]
  • [zelfstandig naamwoord m/v 4] van lorredraaien, mogelijk onder invloed van betekenis 2. en 3. [9][10]
  • [werkwoord] loeren zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord loer loeren
verkleinwoord loertje loertjes

Zelfstandig naamwoord

loer o

  1. lokaas, lokmiddel; vooral gebruikt voor een namaakprooi in de valkerij

Zelfstandig naamwoord

loer m / v

  1. (pejoratief) dom of onhandig persoon
  2. (pejoratief) gemeen of listig persoon
  3. waakzame houding waarbij voortdurend wordt gekeken of actie nodig is
  4. misleiding, bedrog, grap alleen in de uitdrukking: een loer draaien
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3] op de loer liggen
afwachten om aan te vallen
Afgeleide begrippen
  • [1] loeres, loeris
  • [3] loerjacht, loerjagen, loerjager, loerman

Werkwoord

vervoeging van
loeren

loer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loeren
    • Ik loer. 
  2. gebiedende wijs van loeren
    • Loer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loeren
    • Loer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord loer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.