locatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Engelse location of daarvoor van het Latijnse 'locātiō' (verpachting, pachtovereenkomst) (met het achtervoegsel -atie) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord locatie locaties
verkleinwoord locatietje locatietjes

Zelfstandig naamwoord

locatie v

  1. (de positie van) een punt in de ruimte (waar iets bijzonders plaatsvindt)
    • De locatie van het feest werd pas een week van tevoren bekend gemaakt. 
    • Hoewel de meeste fysici enthousiast zijn over de nieuwe versneller, is niet iedereen overtuigd. ‘Men loopt op Cern te veel de FCC-polonaise’, reageert deeltjesfysicus Nicolo de Groot van de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Ik ben er niet van overtuigd dat dit de best mogelijk machine is en ook niet dat Genève daarvoor de beste locatie is. Tunnels graven is er bijvoorbeeld veel duurder dan elders.’ [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord locatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.