lokaliseren
Nederlands
Woordafbreking
- lo·ka·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot een plaats beperken, een plaats toekennen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse localiser (met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lokaliseren |
lokaliseerde |
gelokaliseerd |
zwak -d | volledig |
Afgeleide begrippen
- lokalisatie, lokalisering
Vertalingen
2. de plaats vaststellen van
Gangbaarheid
- Het woord lokaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lokaliseren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.