lob

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lob    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lob
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kwab’ voor het eerst aangetroffen in 1718 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord lob lobs
verkleinwoord lobje lobjes

Zelfstandig naamwoord

lob m

  1. (badminton) slag waarbij men de shuttle na het ontvangen van een drop hoog en ver terugspeelt
  2. (anatomie) kwab
  3. (biologie) deel van een blad tussen twee ondiepe insnijdingen, met een ronde rand
  4. (biologie) zaadlob
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lobben

lob

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lobben
    • Ik lob. 
  2. gebiedende wijs van lobben
    • Lob! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lobben
    • Lob je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.