liquideren
Nederlands
Woordafbreking
- li·qui·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verrekenen, afwikkelen’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
- van Frans liquider "financieel afwikkelen; doden", met het achtervoegsel -eren[2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
liquideren |
liquideerde |
geliquideerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
liquideren
- overgankelijk afwikkelen, verrekenen
- overgankelijk opheffen
- overgankelijk uitroeien, uit de weg ruimen
Verwante begrippen
- solveren
Gangbaarheid
- Het woord liquideren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'liquideren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.