lijster

Nederlands

Zoothera naevia.
Uitspraak
Woordafbreking
  • lijs·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lijster lijsters
verkleinwoord lijstertje lijstertjes

Zelfstandig naamwoord

lijster v/m

  1. (vogels) een zangvogel van de familie Turdidae
    • Toen ze in haar tuin een boek zat te lezen, hoorde ze enkele lijsters. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lijster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.