lijfwacht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijf·wacht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bewakers van een belangrijk persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
  • samenstelling van  lijf   en  wacht  
enkelvoud meervoud
naamwoord lijfwacht lijfwachten
verkleinwoord lijfwachtje lijfwachtjes

Zelfstandig naamwoord

lijfwacht m

  1. de wacht die met de bewaking van een vorst of aanzienlijk persoon belast is
    • Na de bedreiging eiste de politicus van de regering een lijfwacht. 
  1. een lid van een lijfwacht
    • Na een uitgebreide sollicitatieprocedure kon de man zich eindelijk lijfwacht van de koning noemen. 
Synoniemen
  • persoonsbeveiliger
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lijfwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.