lieslaars

Nederlands

Cuissardes pêche

thumb|1. waterdichte laars die tot aan de lies rijkt

Uitspraak
  • Geluid:  lieslaars    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlislars/
Woordafbreking
  • lies·laars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lieslaars lieslaarzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lieslaars v/m [1]

  1. (schoeisel) waterdichte laars die tot aan de lies rijkt
    • De kwestie vraagt om een ondogmatische benadering. Dus geen natuurbeschermers die menen dat elke menselijke activiteit in de natuur taboe moet zijn. En geen mosselvissers die de wet aan hun lieslaars lappen. Met de Waddenzee moet zorgvuldig worden omgegaan, maar de vissers verdienen het behoud van hun oude ambacht.[2] 
    • Verder kan eigenlijk alles, van de extravagante lieslaars tot de afzaklaars uit de jaren tachtig en het schoentje dat nog laarsje mag heten omdat het net op enkelhoogte eindigt.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord lieslaars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 13 maart 2008
  3. NRC Jetty Ferwerda 13 september 2001
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.