liefhebben
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
liefhebben | liefhebbend |
liefhebber | |
liefhebberij |
Woordafbreking
- lief·heb·ben
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lief en hebben [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
liefhebben |
had lief |
liefgehad |
onregelmatig | volledig |
Werkwoord
liefhebben
- absoluut liefde voelen tot iemand of iets
- Hij zingt van de vrouwen die hij heeft liefgehad.
Vertalingen
1. liefde voelen tot iemand of iets
Gangbaarheid
- Het woord liefhebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'liefhebben' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.