lesgebouw
Nederlands
Woordafbreking
- les·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van les zn en gebouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lesgebouw | lesgebouwen |
verkleinwoord | lesgebouwtje | lesgebouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
lesgebouw o
- een gebouw waarin men onderwijs geeft
- De gemeente Wierden moet vanaf augustus zorgen voor een lesgebouw voor de evangelische school De Passie. Dat heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt woensdag laten weten aan de Tweede Kamer. [1]
- Saxion Hogescholen kan mogelijk nog maanden geen gebruik maken van het Enschedese lesgebouw Hofstede Crull, omdat een oplossing voor het vloerenprobleem nog niet in zicht is. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'lesgebouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lesgebouw' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Reformatorisch Dagblad 28 mei 2008 Wierden moet evangelische school gebouw geven
- Tubantia M. Ruesink 2 november 2017, Saxion-gebouw in Enschede mogelijk nog maanden buiten gebruik
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.