lento
Nederlands
Woordafbreking
- len·to
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: langzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
- van Italiaans lento [2]
Bijwoord
lento
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lento | lento's |
verkleinwoord | lentootje | lentootjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
lento o
- (muziek) muziekstuk of deel daarvan dat langzaam gespeeld moet worden, maar niet zo gedragen als een largo
- Het kwartet opus 37 van de Züricher Othmar Schoeck is muzikaler. Ouderwetser, ‘braver’, met een opvallend draufgängerische finale. Ook al weer vijfdelig en daardoor kwalijk in evenwicht: het lijkt een scherzo te kort of een lento te lang. [3]
Gangbaarheid
- Het woord lento staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lento' herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "lento" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- lento op website: Etymologiebank.nl
- Pijper, W. (ed. Arthur van Dijk) Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947). deel 2 (2011) Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, Utrecht / Willem Pijper Stichting, Den Haag; ISBN 978 90 6375 217 0; p. 204; geraadpleegd 2017-10-14
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.