legboor

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·boor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legboor legboren
verkleinwoord legboortje legboortjes

Zelfstandig naamwoord

legboor v / m

  1. (insecten) buisvormig orgaan aan het achterlijf van sommige vrouwelijke insecten, waarmee zij een gaatje boren om daarin hun eieren te leggen

Gangbaarheid

  • Het woord legboor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.