lak
Nederlands
Woordafbreking
- lak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een harsachtig product, verf’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lak | lakken |
verkleinwoord | lakje | lakjes |
Zelfstandig naamwoord
lak m (soms o)
- een oplossing van filmvormende stoffen in vluchtige oplosmiddelen die gebruikt wordt voor de bescherming van o.a. hout, metaal en verf
- ergens lak aan hebben: zich er niets van aantrekken
- Ik heb lak aan hun kritiek (Het kan me niet schelen wat zij aan te merken hebben)
Synoniemen
- [2] schijt
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord lak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.