kruising
Nederlands
Woordafbreking
- krui·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruising | kruisingen |
verkleinwoord | kruisinkje | kruisinkjes |
Zelfstandig naamwoord
kruising v
- (verkeer) een punt waar twee of meer wegen samenkomen
- Op die kruising gebeuren veel ongelukken.
- (sport) de snijpaal van een doelpaal met de lat
- Hij schoot de bal precies in de kruising.
- een soort bevruchting bij planten en dieren van exemplaren van een soort of ras door exemplaren van een ander ras
- Door middel van kruising hebben we dit nieuwe soort kunnen maken.
- een door biologische kruising ontstane soort
- Dankzij biologische kruising is het nieuwe soort een feit!
- een persoon of zaak die bepaalde eigenschappen van twee andere personen of zaken in zich verenigt
- Dat kind was een kruising tussen zijn moeder en zijn vader.
Synoniemen
- [1] kruispunt
Hyponiemen
- voorrangskruising
Afgeleide begrippen
- kruisingstoren
Vertalingen
1. een punt
Gangbaarheid
- Het woord kruising staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kruising' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.