kruising

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krui·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van kruisen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord kruising kruisingen
verkleinwoord kruisinkje kruisinkjes

Zelfstandig naamwoord

kruising v

  1. (verkeer) een punt waar twee of meer wegen samenkomen
    • Op die kruising gebeuren veel ongelukken. 
  1. (sport) de snijpaal van een doelpaal met de lat
    • Hij schoot de bal precies in de kruising. 
  1. een soort bevruchting bij planten en dieren van exemplaren van een soort of ras door exemplaren van een ander ras
    • Door middel van kruising hebben we dit nieuwe soort kunnen maken. 
  1. een door biologische kruising ontstane soort
    • Dankzij biologische kruising is het nieuwe soort een feit! 
  1. een persoon of zaak die bepaalde eigenschappen van twee andere personen of zaken in zich verenigt
    • Dat kind was een kruising tussen zijn moeder en zijn vader. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • voorrangskruising
Afgeleide begrippen
  • kruisingstoren
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kruising staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.