krokus
Nederlands
Woordafbreking
- kro·kus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
- Via het Latijnse crocus van het Oudgriekse κρόκος.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krokus | krokussen |
verkleinwoord | krokusje | krokusjes |
Zelfstandig naamwoord
krokus m
- irisachtige voorjaarsbloem
Vertalingen
1. irisachtige lentebloem
Gangbaarheid
- Het woord krokus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krokus' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.