krach
Nederlands
Woordafbreking
- krach
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ineenstorting van beurs’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krach | krachs |
verkleinwoord | krachje | krachjes |
Zelfstandig naamwoord
krach m
- (economie) ineenstorting van een handelshuis of bank, die een crisis veroorzaakt
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord krach staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'krach' herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.