failliet
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bankroet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
failliet
- in staat van faillissement
- Het failliete bedrijf kon zijn schulden niet meer aflossen.
Gangbaarheid
- Het woord failliet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'failliet' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.