kortaangebonden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kort·aan·ge·bon·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘opvliegend’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • samenstelling van kort en naamwoord van handeling aanbinden[2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kortaangebondenkortaangebondener
verbogen
partitief kortaangebondenskortaangebondeners-

Bijvoeglijk naamwoord

kortaangebonden [3]

  1. op (een onvriendelijke manier) kortaf zijn
    • Op de website van de Koninklijke Bibliotheek wordt zijn dichtwerk als volgt omschreven: “In kortaangebonden stijl schrijft hij gedichten over het dagelijks bestaan in een provincieplaats, maar de thema's zijn internationaal en klassiek tegelijk. [4] 
    • 'Hm..', vindt Sven of 'jah...' of 'juist'. Iedere keer als dat 'juist' in Kockelmanns' mond heeft postgevat, doet hij me denken aan een hond die, de tanden op elkaar, zijn blaf inhoudt. Dat 'juist' komt er zo kortaangebonden uit dat de ui een uh wordt en er verder alleen medeklinkers overblijven: 'jusstt'. Op zo'n moment vaart er een siddering door mijn ochtendjas.[5]  
  1. heel snel boos zijn
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kortaangebonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.