nors

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nors
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stuurs’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen norsnorsernorst
verbogen norsenorserenorste
partitief norsnorsers-

Bijvoeglijk naamwoord

nors

  1. onvriendelijk, zwijgzaam, kortaf
    • Hij is een opgewekte jongeman, maar vandaag staat zijn gezicht nors. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.