aanbinden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbinden    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌbɪndə(n)/
  • IPA: /ˈambɪndə(n)/
Woordafbreking
  • aan·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbinden
bond aan
aangebonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

aanbinden

  1. overgankelijk met bijvoorbeeld een koord, riem of touw bevestigen
    • Voordat we gaan rijden moeten we de spullen in de laadruimte nog aanbinden. 
  1. beginnen
Synoniemen
Spreekwoorden
  • de strijd aanbinden: de strijd beginnen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.