knaap
Nederlands
Woordafbreking
- knaap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘jongen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knaap | knapen |
verkleinwoord | knaapje | knaapjes |
Zelfstandig naamwoord
knaap m
- Die knapen gedroegen zich weer eens als belhamels.
- iets dat groot in zijn soort is, een kanjer
- Hij had een knaap van een snoek aan de haak.
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- knaapspijker, knapenjaar, knapenkoor, knapenleeftijd, knapenliefde, knapenlijf, knapenschap, knapenschender, knapenschending, knapenschennis, knapenvereniging
Vertalingen
1. jongen, jongeman
Gangbaarheid
- Het woord knaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knaap' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.