klokkenluider

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klok·ken·lui·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘personeelslid dat misstanden binnen de organisatie openbaar maakt’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • samenstelling van  klok   en  luider   met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klokkenluider klokkenluiders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

klokkenluider m

  1. (beroep) iemand die de klok luidt (van een kerk)
  2. werknemer die misstanden in zijn bedrijf of organisatie naar buiten brengt
    • klokkenluiders worden bij voorkeur meteen ontslagen [3] 
    • Strafexpedities tegen klokkenluiders bij het ministerie van Veiligheid en Justitie [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klokkenluider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.