klodderen
Nederlands
Woordafbreking
- klod·de·ren
Werkwoord
klodderen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klodderen |
klodderde |
geklodderd |
zwak -d | volledig |
- ruw neersmijten van half vloeibare smerigheden
- Verder ben jij mijn ‘beschermer’ en ik de ‘beschermeling’ van de nederlandsche kunstcritici, zoodat ik vuiligheden mag klodderen in Gr. Ned. en wij zijn allemaal communisten - wschl. binnenkort ook homosexueelen, net als Vestdijk! [3]
Gangbaarheid
- Het woord klodderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'klodderen' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- klodderen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Bandoeng, 28 december 1938 [https://www.dbnl.org/tekst/braa002brie21_01/braa002brie21_01_1137.php E. du Perron aan Menno ter Braak]
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.